'Vijf daklozen liggen dood langs de Inner Road van Delhi. Het klinkt als het begin van een zieke grap'. Zo begint de roman Tijd van zonde, het eerste deel van een geplande trilogie waarin Deepti Kapoor een ontluisterend beeld schetst van haar geboorteland India.
Vergeet de clichés over 330 miljoen goden en een koe op elke straathoek, waar iedereen hele dagen curry eet en afscheid neemt met de frase 'Thank you kindly, please come again'. Nee, zoals Sunny Wadia, een van de hoofdpersonages uit Kapoors roman, zegt wanneer hij er door een toeriste op gewezen wordt dat hij en zijn vrienden zich gedragen als gedegenereerde westerlingen en geen respect hebben voor hun eigen cultuur: "Als u onze cultuur kende, zou u weten dat respect één ding is, maar dat het uiteindelijk om geld draait."
Hedendaagse slavernij
Vandaar de vijf daklozen die geraakt worden door een Mercedes die met volle snelheid het trottoir oprijdt en hen meesleurt, tot ze sterven. Slachtoffers van hun eigen cultuur die gebouwd is op kansloosheid, hedendaagse slavernij en misbruik, dat alles mogelijk gemaakt door een corruptie waar weinigen zich nog tegen verzetten. Als ze dat al zouden kunnen, natuurlijk.
De auto is van prins Gautam Rathore, maar die is zelf niet bij het ongeval betrokken. De politie treft alleen zijn chauffeur Ajay in het wrak aan, stomdronken en met een fles Johnnie Walker Black Label in de hand, waarna ze hem natuurlijk prompt arresteren.
In Tijd van zonde staan drie personages centraal. Beginnen doet het boek met Ajay, de zoon van voddenrapers en strontscheppers uit het oosten van Uttar Pradesh. Wanneer de geit van het gezin losbreekt en de spinazie van de buren opvreet, wordt Ajays vader zo goed als doodgeslagen. Zijn moeder brengt haar man nog naar het ziekenhuis, maar hij sterft, en omdat ze de lening van tweehonderd roepies die ze aangegaan is om de ziekenhuisrekening te voldoen niet kan terugbetalen, wordt Ajay op zijn achtste verkocht. Hij komt als manusje-van-alles in een toeristisch bergdorp terecht, waar hij opgemerkt wordt door de steenrijke Sunny Wadia. 'Waarom kom je niet voor mij werken', stelt deze hem voor. Na een wapenopleiding wordt hij Sunny's lijfwacht en dienaar.
Een nieuwe wereld gaat voor hem open, want Sunny is de zoon van de befaamde Bunty Wadia, de rijkste en machtigste man van het 200 miljoen inwoners tellende Uttar Pradesh, die zijn geld verdient in de bouw, met zandwinning, transport en het verhandelen van sterkedrank. Dat de premier zijn baan aan Bunty te danken heeft, is een publiek geheim. Het is in Sunny's flat dat Ajay Gautam Rathore voor het eerst ontmoet.
En dan is er nog Neda, een oprechte journaliste die uit een links-liberaal nest in Delhi komt. Mensen die uit de staatsruif eten, maar geen kans laten liggen om ertegen te betogen, zoals Kapoor hen gevat neerzet.
Het klikt meteen tussen haar en Sunny, maar hoe meer ze te weten komt over hem en zijn familie, hoe meer ze ook gaat twijfelen. Wanneer haar collega, die in Sunny een rivaal ziet, in een krantenartikel de hele Wadia-beerput wil openen, wordt hij door de directie en de hoofdredactie preventief op non-actief gezet. Neda kan dan niet meer om de feiten heen. Maar er is ook de liefde natuurlijk, en daardoor haar wil om in Sunny's onschuld en idealisme te geloven.
Tijd van zonde heeft iets van een hard-boiled detective, waarbij de centrale vraag luidt of het auto-ongeluk wel is zoals het lijkt, en waarin mensen onder druk gezet worden met compromitterende foto's. De beelden die Kapoor hier gebruikt, spreken tot de verbeelding. Wat te denken van de man die uit een auto geslingerd wordt, in een boom belandt, romp opengereten, waarna 'zijn darmen als een afgespoelde tape van een cassettebandje in het ravijn hangen te bungelen'?
Sloppenbewoners
Daarnaast gaat het boek ook over gefnuikt idealisme. Op de rooster gelegd door Neda doet Sunny zijn droom uit de doeken. Hij is in Parijs en Londen geweest, zegt hij, steden die kleiner zijn dan Delhi, maar met een veel betere reputatie, vooral omdat ze met hun gezicht naar de rivier leven. Delhi leeft met de rug naar de Yamuna die de stad doorkruist. Er liggen alleen maar sloppen aan de oevers en die wil hij zien verdwijnen. In de plaats moeten dure flats komen. Met de opbrengst daarvan kunnen ook de bewoners van de sloppenwijken fatsoenlijke huizen krijgen. Het is een win-winsituatie, volgens Sunny, al weet je nooit zeker in hoeverre hij dit ook echt meent.
Zeker is alvast dat zijn vader iets minder begaan is met de sloppenbewoners en dat hij die liever kwijt dan rijk is bij zijn ontwikkelingsplannen.
En zo wordt Tijd van zonde ook nog een pessimistische ondergangsfabel, want onder invloed van drank en drugs wordt Sunny misschien nog wel erger dan zijn vader. Bunty weet tenminste nog waar hij het allemaal voor doet, namelijk voor zijn eigen macht en gewin, terwijl zijn zoon alleen maar opgaat in roes en vlucht. "Was het het waard?" vraagt Neda hem op een bepaald moment. "Alles bij elkaar geteld, was het het waard?"
Het is een vraag die ze net zo goed aan India zelf zou kunnen stellen.
Verberg tekst